zaterdag 16 april 2011

Bidden en ontvangen. (2)

"Door de gemeente werd voortdurend tot God voor hem gebeden." Hand. 12:5

Tot God.

Een gebed dat verhoord wordt is een gebed tot God. Logisch, zul je zeggen.
Maar is dat ook zo? Als we bidden, bidden we dan wel werkelijk tot God?

Is het niet vaak zo dat wanneer we bidden, we veel meer nadenken over wat we gaan vragen dan dat we nadenken over die grote God die hemel en aarde gemaakt heeft en alle macht heeft?
Is het niet vaak zo dat we in onze gebeden niet veel nadenken over wat we van Hem gaan vragen of van Wie we het vragen, maar dat onze gedachten afdwalen en overal naar toe gaan?
We nemen wel Gods naam op de lippen maar is dat wel bewust naderen tot God? Of nemen we de naam van God eigenlijk ijdel in de mond, terwijl we verbeelden dat we tot Hem bidden?

Als er kracht van ons gebed moet uitgaan, als ons gebed iets moet bewerkstelligen dan is het eerste waar we zeker van moeten zijn, dat we werkelijk in Gods tegenwoordigheid zijn en dat we werkelijk tot Hem spreken.
Bidt pas totdat je er zeker van bent dat je in de tegenwoordigheid van God bent en dat je werkelijk tot Hem spreekt.

Hoe komen we in Gods nabijheid en hoe kunnen we er zeker van zijn dat we in Gods nabijheid zijn, dat we werkelijk met Hem spreken?
Er staat een duidelijk antwoord in de Bijbel.

Het eerste gedeelte van het antwoord staat in Hebreeën 10:19
"Omdat wij nu, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus."

Wij komen in de nabijheid van God 'door het bloed van Jezus' en op geen enkele andere manier.
Jij en ik zijn zondaren en God is oneindig heilig, zo heilig dat zelfs de serafs, die wonderbare, vurige wezens hun gezichten en voeten moeten bedekken in Zijn aanwezigheid. (Jes. 6:2)
Maar onze zonden zijn op iemand anders gelegd, op de Here Jezus, toen Hij stierf aan het kruis op Golgotha en een volkomen genoegdoening voor al onze zonden bewerkte.
Hij nam onze plaats in, de plaats van het van God verlaten zijn, de plaats van de 'vloek'.
Op het moment dat wij Hem aanvaarden en in Gods eigen getuigenis geloven, dat Hij door zijn vergoten bloed een volkomen verzoening voor onze zonden verworven heeft, en wanneer wij God vertrouwen dat Hij ons vergeven en gerechtvaardigd heeft omdat de Here Jezus in onze plaats gestorven is, op dat moment, zijn onze zonden vergeven.
Dan worden we als rechtvaardig gezien en mogen we de plaats boven de serafs binnengaan, op de plaats van Gods enige en volmaakte Zoon, Jezus Christus.

Wij hoeven onze gezichten en voeten niet te bedekken, want wij zijn volkomen 'aangenomen door de Geliefde' (Ef. 1:6)
Om 'het heiligdom binnen te gaan,' om daar in de directe aanwezigheid van God te komen door 'het bloed van Jezus', betekent dat we, als we naar God toe komen, alle gedachten over eigen aanvaardbaarheid voor God, moeten opgeven.
We moeten ons realiseren dat we hopeloze zondaren zijn en geloven dat al onze zonden verzoend zijn door het vergoten bloed van Jezus Christus.
Daarom komen we 'met vrijmoedigheid' voor het aangezicht van God, in het heiligste der heiligen, door Christus' bloed.

Op grond van Christus' vergoten bloed kan de grootste zondaar die ooit op deze aarde geleefd heeft, die zich bekeerd heeft en Jezus heeft aangenomen en vertrouwt op zijn vergoten bloed als grond van zijn aanvaarding voor God, voor Gods aangezicht komen.
Om elke dag van het jaar en elk uur van de dag of nacht, met een volkomen vrijheid om elk verlangen van zijn hart voor God te leggen en te ontvangen wat hij vraagt.

Alleen op grond van het vergoten bloed van Jezus Christus kunnen we voor Gods aangezicht verschijnen. Door het geloof in het bloed van Jezus Christus, als een volkomen verzoening voor je zonden en als enige grond waarop je vergeving en rechtvaardiging kan vinden, is waarachtig gebed mogelijk.

Het tweede deel van het antwoord staat in Ef. 2:18
"Want door Hem hebben wij beiden in één Geest de toegang tot de Vader".

Hier wordt dezelfde gedachte herhaald; het is 'door Hem'.
Door Jezus Christus komen we 'in' de ene Geest, de Heilige Geest.
Het is het werk van de Heilige Geest om ons, wanneer we bidden, bij de hand te nemen, voor het aangezicht van God te leiden en ons aan Hem voor te stellen, om God een realiteit voor ons te maken als we bidden.
Het is het werk van de Heilige Geest om ons aan God voor te stellen. Om ons voor Gods aangezicht te leiden en God een werkelijkheid voor ons te maken wanneer we bidden (of dankzeggen, of aanbidden).

Wanneer we bidden moeten we ervoor zorgen dat de Heilige Geest God tot een werkelijkheid voor ons maakt, zodat wij echt voor het aangezicht van God komen en er zeker van zijn dat we in zijn tegenwoordigheid zijn.

Heb je ooit de ervaring gehad dat, toen je ging bidden, het leek alsof er niemand luisterde, alsof je zomaar tegen de lucht sprak, in het luchtledige?
Wat moet je op zo'n moment doen?
Stoppen met bidden en wachten op een moment waarop we er wel voor voelen om te bidden?
Nee, wanneer we er het minst voor voelen te bidden en wanneer God het minst voor ons leeft, dan is dat de tijd dat we het gebed het meest nodig hebben.
Gewoon stil zijn en opzien naar God en Hem vragen of Hij zijn belofte wil vervullen en de Heilige Geest wil sturen om ons voor zijn aangezicht te leiden en Hem werkelijkheid voor ons te maken.
Als we zo wachten en verwachten zal Hij komen om ons voor Gods aangezicht te leiden en God tot werkelijkheid te maken.

Wij hebben
God de Vader nodig (om 'tot' te bidden);
we hebben
Jezus Christus, Gods Zoon nodig (om 'door' te bidden),
en we hebben
de Heilige Geest nodig (om 'in' te bidden)

We bidden tot God de Vader, Jezus Christus de Zoon, en onder leiding van en in de kracht van de Heilige Geest. Zulk bidden wordt door de Vader verhoord.