zaterdag 16 april 2011

Bidden en ontvangen. (1)

"Maar door de gemeente werd voortdurend tot God voor hem gebeden" (Hand. 12:5)

Ongetwijfeld was de dood van Jacobus, de broer van Johannes, het gesprek van de dag geweest in Jeruzalem.
Koning Herodes had Jacobus gevangen laten nemen en laten onthoofden. De Joden hadden daar van harte mee ingestemd, dus Herodes laat ook Petrus gevangen zetten. Ook hij zal omgebracht worden, alleen er was wel een klein probleempje.
De arrestatie vond plaats in de feestelijke week voor het jaarlijkse Pascha. Een belangrijk feest voor de Joden en daarom werd de terechtstelling uitgesteld tot na het feest. De volgende dag zal Petrus onthoofd worden.
Hoe zal Petrus zich gevoeld hebben, die avond voor zijn sterven?
Zonder hoop, benauwd, angstig in de goed beveiligde gevangenis?

Gelukkig had hij veel vrienden in Jeruzalem. Onder hen waren ook invloedrijke mensen, zij zouden hem wel helpen.
Zouden ze een privéleger op de been brengen? Of zouden ze de Koning met geld proberen om te kopen? Dat hadden ze best kunnen doen, maar dat deden ze niet.

Ze organiseerden een bidstond om Petrus uit de gevangenis te bidden.
De hele nacht zijn ze in gebed.

En Petrus? Hij slaapt intussen heel rustig.
Bewaakt door 16 soldaten, aan beide kanten vastgeketend aan een soldaat.
Plotseling wordt hij door een engel wakkergeschud.
Ongehinderd verlaten ze samen de zwaarbeveiligde gevangenis. Zelfs de ijzeren buiten poort gaat vanzelf voor hen open. En dan staat hij daar als een vrij man buiten de gevangenismuren.
Als de engel verdwenen is overlegt Petrus bij zichzelf en besluit naar de gebedsbijeenkomst te gaan.

De bidders worden opgeschrikt door het geklop op de deur van het huis van de moeder van Marcus.
Eén van de aanwezig, Rhodé, loopt naar de deur. Als zij de stem van Petrus herkent is ze zo opgewonden dat ze terug gaat naar de anderen zonder de deur te openen.
“Ons gebed is beantwoord, Petrus staat bij de deur!” roept ze uit.
De andere bidders geloven hier geen woord van. Dat is toch onmogelijk?
Petrus blijft intussen kloppen op de deur en daar stond hij, het levende bewijs dat God hun gebeden beantwoord had.

Een grote groep gelovigen uit Jeruzalem was daar in gebed bijeen geweest, ongetwijfeld ook de andere discipelen. Maar niemand wordt bij name genoemd, behalve Rhodé, een gewoon dienstmeisje.
Zij was de enige die echt geloofde dat het Petrus was die daar stond.
Was zij daarom de enige die de moeite waard was om bij name genoemd te worden?

Als we nu ook nog weten hoe deze mensen baden dan kunnen we er achter komen hoe wij moeten bidden om te ontvangen wat we vragen.

In vers 5 lezen we hoe zij baden:
"Door de gemeente werd voortdurend tot God voor hem gebeden."

Het geheim van het gebed dat krijgt wat het vraagt ligt in deze vier punten van hun gebed:
- VOORTDUREND.
- DE GEMEENTE.
- TOT GOD.
- VOOR HEM.