woensdag 30 maart 2011

U krijgt niet, omdat u verkeerd bidt.

Het zal duidelijk zijn dat als we niet bidden dat God ons ook niets kan geven.
Als we 'vergeten' te bidden omdat we geen tijd hebben en zo ons gebed verwaarlozen dan leven we in geestelijke armoe en missen we de kracht van God.
Het kan zelfs zo zijn dat we heel druk zijn met kerkenwerk en denken hiermee goed bezig te zijn. Maar zonder gebed is al ons werken krachteloos en nutteloos.
Ook als we wel bidden dan ervaren we niet altijd dat God ons gebed beantwoord.
Hoe kan dat?

In Jacobus 4:4 lezen we:
U bidt wel, maar u ontvangt niet, omdat u verkeerd bidt, met het doel het in uw hartstochten door te brengen.

We kunnen dus blijkbaar ook verkeerd bidden. Het Griekse woord dat hier gebruikt wordt betekent: 'zij vragen niet zoals het hoort'.
Dat houdt in dat er iets is dat God verhindert om onze gebeden te beantwoorden.

We bidden verkeerd als we, meer of minder bewust, bidden met in ons achterhoofd dat we er beter van zullen worden als we God erbij betrekken. Als we bidden met de gedachte: 'Hoe kan ik op de beste manier gebruik maken van God tot mijn persoonlijk voordeel?'
Als we zo bidden dan is ons motief onzuiver.

'Nood leert bidden' is een bekend gezegde.
Als een mens in moeilijkheden zit door ziekte, pijn, verdriet of onrecht dat hem aangedaan wordt dan kan hij op zoek gaan naar God. Iets wat hij anders nooit doet, gebeurt nu: hij bidt tot God.
Als God dan niet dadelijk tot zijn beschikking staat en hem verhoort, is hij verwonderd, teleurgesteld of beledigd. En vraagt zich af: Waarom zou er een God zijn als Hij niet ter beschikking staat van hen die Hem nodig hebben?

Bidden met deze verwachting leidt niet tot het goede resultaat, maar levert teleurstelling op.
In Matth. 20:20-24 vinden we een voorbeeld van verkeerd begrepen, verkeerd gebruikt en onbeantwoord gebed.
Op een dag kwam een moeder met haar twee zonen bij Jezus. Zij kwam een goed woordje doen voor haar beide jongens en vroeg om de ereplaatsen in het (aardse) koninkrijk van de Here Jezus. Zij geloofde dus dat Hij de komende Koning was.
De zonen van Zebedeus waren neven van Jezus en hadden samen met Petrus al een vooraanstaande plaats in de kring van de discipelen.
Wat zij nu wilden was een leidinggevende positie in het Koninkrijk zodra dit opgericht was.

De andere tien discipelen namen het hen zeer kwalijk toen zij dit hoorden.
De reactie van Jezus is heel anders.
Hij wees hen weliswaar op hun fout, maar neemt het hen niet kwalijk. Hij maakte hen duidelijk dat Hij dit verzoek niet kon inwilligen en vertelt hen ook de reden.

Zo reageert Hij ook naar ons als wij verkeerde vragen stellen.
Hij wordt niet boos, Hij begrijpt ons, overtuigt ons van onze fouten en leert ons hoe wij wel moeten bidden.
Hij wil ons vermanen als we verkeerd bidden. Als we vragen om iets voor ons eigen genoegen, om er zelf beter van te worden.
Hoe vaak komt het niet voor dat we bidden om Gods leiding bij een belangrijke beslissing.
We willen graag een besluit nemen dat in overeenstemming is met Gods wil. Maar het moet dan wel passen binnen onze eigen ideeën, binnen onze eigen mogelijkheden.
Als we eerlijk zijn ontdekken we dat we niet bidden om Gods wil te verstaan maar om Gods wil en zegen in overeenstemming te brengen met onze eigen wil en ons eigen doel. We spannen God dan voor ons karretje.

Als je dat leert ontdekken dan ga je begrijpen wat Jacobus bedoelt in hoofdstuk 4.
Je mag dan erkennen en belijden hoe ik-gericht je eigen hart is en hoe egoïstisch je gebed is. Dan leer je te zeggen: 'Here, leer mij bidden'. Als je zo in volkomen afhankelijkheid van Hem gaat bidden, dan zal de Geest der gebeden je ook leren bidden.
Onze beweegredenen veranderen daardoor.

In 1 Cor.10:31 lezen we hoe we moeten bidden:
“Of u dus eet of drinkt of iets anders doet, doet alles tot eer van God”.
Als zelfs bij gewone dagelijkse dingen zoals eten en drinken de eer van God voorop moet staan, dan toch zeker ook bij het bidden.
Het hoogste doel in ons bidden moet zijn dat God verhoogd wordt in de verhoring van die gebeden. En dus niet dat wij er beter van worden, maar dat God de eer ontvangt voor zichzelf.
Dat leert de Here Jezus ons in wat wel het 'Onze Vader' wordt genoemd: “Uw Naam worde geheiligd”. (Matth. 6)

De Here Jezus heeft ons nog een prachtig gebed nagelaten in Joh. 17. Vers 1 begint met: “Vader, het uur is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijkt.”

Hij geeft ons in Joh. 14:13 een geweldige belofte “En wat u ook vraagt in Mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zal worden".

Conclusie:
Wat we ook vragen in ons gebed, het eerste doel moet zijn dat God geëerd wordt door het verhoren van onze gebeden.